.
Open Dag in Utrecht op Zaterdag 4 mei 2024

Kees Voorhoeve is studiecoördinator van de Opleiding Spiritualiteit en Zingeving van de Academie voor Geesteswetenschappen 
en geeft voorlichting over de opleiding. Klik voor meer info

Aurora. Voorrede [Deel 1]

Morgenrood in Opgang

~Jacob Boehme

Waarde lezer, ik vergelijk de gehele filosofie, astrologie en theologie tezamen met haar moeder met een kostelijke boom, die in een lusthof groeit. Nu geeft de aarde, waarin de boom geplant is, aan de boom altijd het sap, waaraan de boom zijn levenskrachten dankt; de boom op zich zelf namelijk groeit van het sap van de aarde en wordt groot en breidt zich uit met zijn takken. Zoals nu de aarde met haar kracht-aan-de-boom arbeidt, zodat hij groeit en toeneemt, zo arbeidt de boom steeds met zijn takken, met zijn ganse vermogen, zodat hij altijd veel goede vruchten moge voortbrengen.

Wanneer echter de boom weinig vruchten voortbrengt, daarbij zeer kleine, vol met maden en wormstekig, dan ligt de schuld niet bij de boom, alsof hij met een vooropgezette bedoeling begeren zou slechte vruchten voort te brengen, want hij is een kostelijke boom van een goede soort, maar de schuld is hieraan te wijten, dat dikwijls grote koude, hitte, meel­dauw, rupsen of ongedierte hem belagen. Nu heeft de boom echter deze eigenaardigheid, dat hij, naar gelang hij groter en ouder wordt, zoetere vruchten voortbrengt. In zijn jeugd draagt hij weinig vruchten, want dat maakt de ruwe en wilde bodemgesteldheid en het overtollige vocht in de boom onmogelijk en al bloeit hij ook, zo vallen toch gedurende de groei­tijd zijn vruchten voor 't merendeel af, wanneer hij namelijk in een goede akker geplant is. Nu heeft de boom ook een goede kwaliteit, hij is zoet. Tegenovergesteld daaraan heeft hij ook drie andere kwaliteiten, als: bitter, zuur en wrang. Zoals de boom nu is, zo worden óók zijn vruch­ten, als de zon ze beschijnt en zoet maakt, zodat zij een lieflijke smaak verkrijgen, al moeten zijn vruchten bestand zijn tegen regen, wind en onweer.

Wanneer evenwel de boom oud wordt, zodat zijn takken verdorren en het sap niet meer omhoog trekt, dan groeien onder aan de stam veel groene twijgjes, ook op de wortel, en herinneren de oude boom er aan, dat hij ook een mooi groen twijgje en boompje geweest is en nu toch zo oud is geworden Want de natuur of het sap verweert zich hiertegen, totdat de stam geheel is verdroogd; dan wordt hij afgehouwen en in het vuur verbrand.

Merk dan op, wat ik met deze vergelijking heb aangeduid. De tuin, waarin deze boom staat is de wereld, de akker is de natuur, de stam van de boom zijn de sterren, de takken zijn de elementen, de vruchten, die aan de boom groeien, zijn de mensen, het sap in de boom de zuivere goddelijkheid.
Nu zijn de mensen uit de natuur, de sterren en de elementen geschapen. God, de Schepper echter, beheerst alles, zoals het sap de gehele boom beheerst. Maar de natuur heeft twee hoedanigheden in zich tot aan de oordeelsdag: een lieflijke, Hemelse en heilige en een grimmige, helse en versmachtende.
Nu werkt de goede eigenschap altijd met grote ijver, zodat zij goede vruchten voortbrengt; de Heilige Geest beheerst haar en geeft bovendien kracht en leven. De verkeerde eigenschap werkt ook volijverig, zodat zij altijd boze vruchten voortbrengt; de duivel geeft haar voor dat doel het helse vuur.
Nu zijn deze twee de natuurlijke eigenschappen van de boom en de mensen zijn uit de boom gemaakt en leven in deze wereld in deze tuin temidden van deze twee in groot gevaar en op hen valt beurtelings zonne­schijn, regen, wind en sneeuw. Dat wil zeggen: als de mens zijn ziel opheft tot God, dan ontspringt en werkt in hem de Heilige Geest; wan­neer hij echter zijn geest in deze wereld laat ondergaan, in de lust tot het boze, dan ontspringt en heerst in hem de duivel en het helse vuur. Zoals de vrucht aan de boom wormstekig wordt, als de vorst, de hitte en de meeldauw hem bewerken, zodat hij gemakkelijk afvalt en bederft, zo is het ook met de mens, wanneer hij de duivel met zijn vergif in hem laat heersen. Zoals nu in de natuur het goede en het kwade ontstaat en heerst, evenzo is het ook met de mens. Maar de mens is het kind van God, die God uit het beste, wat er in de natuur is, gemaakt heeft, ten einde het goede te doen en het kwade te overwinnen; al kan hij van het kwade niet los komen, evenals in de natuur het goede en het kwade met elkaar verbonden zijn.

Noch kan hij het kwade overwinnen, wanneer hij zijn geest verheft tot God; dan ontspringt in hem de Heilige Geest en helpt hem zegevieren. Zoals het goede in de natuur kan zegevieren over het boze, omdat het goede uit God is, en de Heilige Geest het beheerst, evenzo zegeviert het kwade in de boosaardige ziel, want de duivel is een machtig heerser in het rijk van het kwade en hij blijft er altijd koning.

De mens echter heeft zich zelf in de zonde gebracht door de val van Adam en Eva, zodat het kwade hem aanhangt; als dit niet zo was, zou alleen het goede in hem ontspringen en alleen dát zou zijn streven zijn. Nu evenwel werken zij beide in hem en het is er mee gesteld, zoals Paulus zegt: “Weet gij niet, dat wien gij u zelven stelt tot dienstknech­ten ter gehoorzaamheid, gij dienstknechten zijt dergenen die gij ge­hoorzaamt of der zonde tot de dood of der gehoorzaamheid tot gerech­tigheid.”

Daar nu echter beide in de mens werken, zo kan hij zich werpen op wat hij wil, want hij leeft in deze wereld tussen deze beide in en het boze en het goede is beide in hem; hij wordt aangedaan met heilige of met duivelse kracht. Want Christus zegt: “Mijn Vader wil de Heilige Geest geven aan die, die hem daarom bidden”. Lukas 11, 13. Zo heeft God ook de mens geboden het goede te doen en het kwade na te laten en Hij laat nog dagelijks prediken en de mensen vermanen het goede te doen, opdat men zal erkennen dat God het kwade niet wil, maar wel, dat Zijn rijk kome en Zijn wil zal geschieden in de Hemel, als ook op de aarde. Daar nu echter de mens door de zonde is vergiftigd, zodat het boze zowel als het goede in hem heerst en nu, half buiten het leven gesteld en vol onverstand, God zijn Schepper, evenals de natuur en haar werking, niet meer wil erkennen, zo heeft de natuur van de aanvang af tot op heden zich volijverig geweerd: God heeft tot dat doel zijn Heilige Geest ge­geven, zodat er overal wijze, heilige en verstandige mensen geboren en bereid gemaakt worden, die de natuur, evenals God hun Schepper heb­ben leren erkennen en die steeds met hun geschriften en leringen een licht voor de wereld geweest zijn. Met hen heeft God zijn kerk op aarde gesticht tot Zijn eeuwige lof; de duivel heeft daartegen gewoed en ge­raasd en menige edele twijg vernield door de boosheid in de natuur, welker koning en God hij is. Terwijl nu de natuur dikwijls een geleerd, verstandig mens toegerust heeft met edele gaven, zo heeft de satan zich er volijverig op toegelegd, de mens te verleiden in vleselijke lusten, geld­zucht en macht. Daarmede heeft de duivel in hem geheerst en de boze kwaliteit heeft de goede overheerst en uit 's mensen verstand, zijn kunst, zijn wijsheid, zijn ketterij en dwaling voortgekomen, die de waarheid bespotten en grote vergissingen op aarde aangericht hebben en de duivel is hun aanvoerder geweest. Want de kwade hoedanigheid in de natuur heeft van den beginne af aan nog altijd met de goede geworsteld en zich omhoog gewerkt en menige edele vrucht in het moederlichaam ver­nietigd, wat duidelijk voor de eerste maal te zien is bij Kaïn en Abel, die uit één moederlichaam zijn voortgekomen. Kaïn was, van de moeder­schoot af aan, één die God verachtte en hoogmoedig was; Abel daaren­tegen een deemoedig, godvruchtig mens.

Zo ziet men het evenzo bij de drie zonen van Noach, zo ook bij Abraham met Israël en Ismael, in het bijzonder echter bij Israël met Ezau en Jacob. Daarom zegt God ook “Jacob heb ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat.” Dit is niets anders, dan dat beide eigenschappen in de natuur hevig met elkander hebben geworsteld. Want wanneer God in de natuur terzelfder tijd werkt en Hij wil zich aan de wereld openbaren door de vrome Abra­ham, Izaak en Jacob en Hij wil Zijn kerk op aarde stichten tot Zijn glorie en heerlijkheid, zo werkt in de natuur ook mede de boosheid en haar aanvoerder Lucifer. Wijl nu in de mens het boze en het goede was, zo konden beide eigenschappen in hem regeren; daarom werd een slecht en een goed mens in één moeder tegelijk geboren.

Zo is het ook in de aanvang aller dingen, evenals in deze, onze tijd, duidelijk te zien, dat het Hemelse en het duivelse in de natuur steeds en allerwege met elkander geworsteld hebben en gezwoegd, als een vrouw in barensnood.

Bij Adam en Eva is dat het duidelijkst te zien, want er groeide in het Paradijs een boom des goeds en des kwaads, dus van beide eigen­schappen. Adam en Eva moesten beproefd worden, of ze leven konden uit het goede op de wijze zoals Engelen leven. Want de Schepper ver­bood Adam en Eva van de vrucht te eten. Maar de boze eigenschap in de natuur worstelde met de goede en bracht Adam en Eva er toe, van beide te eten. Daarom verkregen ze ook op dat zelfde ogenblik de dierlijke gestalte en vorm en aten van het boze en van het goede en zij moesten zich op dierlijke wijze vermenigvuldigen en 'leven en menige edele twijg, die uit hen werd geboren, werd vernietigd. Hieruit ziet men, hoe God in de natuur heeft gearbeid, toen de heilige vaderen in de aanvang geboren werden, zoals Abel, Seth, Enos, Henau, Mahalaleel, Jared, Henoch, Methusalem, Sanech en de heilige Noach; zij hebben aan de wereld de naam des Heren verkondigd en boete ge­predikt, want de Heilige Geest heeft in hen gewerkt. Daartegenover staat, dat de duivelse geest ook in de natuur heeft gewerkt en spotters en verachters heeft doen geboren worden, eerstens Kaïn en zijn nakome­lingen en het is met de mensen van de oude tijd gegaan als met een jonge boom, hij groeit, groent en bloeit wel maar brengt, wegens zijn wilde natuur, weinig goede vruchten voort. Zo gaf ook de natuur in de oude tijd weinig goede vruchten, al bloeide ze ook overdadig, want de Heilige Geest, die ook ditmaal in de natuur gewerkt had, zoals ook heden nog, kon er geen bezit van nemen. Daarom sprak God: “het be­rouwt mij, dat ik de mensen gemaakt heb” en liet alle vlees, dat op land leefde, sterven; de wortel en de stam bleven staan en God heeft de wilde boom bemest en toebereid, opdat hij betere vruchten zou dragen. Maar toen de boom weer groende, bracht hij wederom goede en slechte vruchten voort, nml. bij de zonen van Noach; er kwamen spoedig weer spotters en Godsverachters en er groeide nauwelijks één groene tak aan de boom, die heilige en goede vruchten voortbracht, de andere takken droegen wilde loten.

Informatie Jacob Boehme op Wikipedia