Op de juiste weg [01]

DE PLICHT VAN DE MENS IN DE WERELD

~Rabbi Moshe Chaim Luzzatto

De basis van altruïsme en de wortel van perfectie van de dienst aan G‟d, bestaat daaruit dat een mens helder gaat zien en de aard van zijn plicht in de wereld en het doel waarnaar hij zijn visie en zijn streven zou moeten richten, als een waarheid erkent, in al zijn werk, alle dagen van zijn leven.

Onze wijzen hebben ons geleerd dat de mens geschapen is met als enig doel vreugde in G‟d te vinden en genoegen te verkrijgen van de pracht van Zijn Aanwezigheid; want dit is ware vreugde en het grootste genoegen dat ontdekt kan worden. De plaats waar deze vreugde werkelijk kan worden verkregen is de Toekomstige Wereld, die uitdrukkelijk hiervoor werd geschapen; maar het pad naar het doel van onze verlangens is deze wereld, zoals onze wijzen, hun nagedachtenis zij ons tot zegen, hebben gezegd (Spreuken der Vaderen 4:21): “Deze wereld is als een doorgang naar de Toekomstige Wereld”. De middelen die een mens naar dit doel leiden zijn de voorschriften, zoals ons werd opgedragen door de Eeuwige, gezegend is Zijn Naam. De plaats om de voorschriften na te leven is slechts in deze wereld. Daarom werd de mens eerst in deze wereld geplaatst - zodat hij door deze middelen, die voor hem hier aanwezig zijn, in staat zou zijn de plaats die voor hem bereid is, de Toekomstige Wereld, te bereiken, om daar verzadigd te worden met de goedheid die hij door hen heeft verkregen. Zoals onze wijzen hebben gezegd (Eruvin 22a): “Vandaag de voorschriften naleven en morgen het ontvangen van hun beloning.” Wanneer u zich verder in de kwestie verdiept, zult u zien dat enkel vereniging met G‟d ware volmaaktheid brengt, zoals Koning David heeft gezegd (Psalm 73:28): “Maar mij aangaande, het is mijn goed nabij G‟d te zijn,” en (Psalm 27:4): “Ik vroeg één ding aan G‟d en daar streef ik naar - om alle dagen van mijn leven in het huis van G‟d te wonen.” Want enkel dit is het ware, en alles behalve dit wat de mensen goed achten, is enkel leegte en misleidende nietswaardigheid. Om dit goed te bereiken, is het zeker passend voor een mens dat hij eerst werkt en in zijn inspanningen volhardt om het te verkrijgen. Dat wil zeggen dat hij zou moeten volharden, om zichzelf te verenigen met de Gezegende, door middel van handelingen die hierin resulteren. Deze handelingen zijn de voorschriften.

De Heilige, Gezegend is Hij, heeft de mens in een plaats gezet waar er vele factoren zijn die hem verder van de Gezegende verwijderen. Dit zijn de aardse verlangens die, indien hij ernaar toe getrokken wordt, veroorzaken dat hij verder weg raakt en het ware goede verlaat. Het wordt dan beschouwd, alsof de mens werkelijk in het midden van een razende strijd is geplaatst. Want alle aangelegenheden in de wereld, of ze ten goede of ten kwade zijn, zijn beproevingen voor een mens: Armoede aan de ene kant en rijkdom aan de andere, zoals Salomon heeft gezegd (Spreuken 30:9): “Opdat niet ik er genoeg van krijg en ontken, zeggende: Wie is G‟d? of opdat ik niet verarm en steel.” Sereniteit aan de ene kant en lijden aan de andere, zodat de strijd van alle kanten tegen hem woedt. Indien hij moedig is, en aan alle kanten zegeviert, dan zal hij de “Hele Mens” zijn, die erin zal slagen zichzelf met zijn Schepper te verenigen. En zal hij de doorgang verlaten en het Paleis binnen treden, en stralen in het levenslicht. Voor zover hij zijn kwade neiging en zijn verlangens heeft onderworpen en teruggetrokken van die factoren die hem verder van het goede wegtrekken en zich inspant om ermee verenigd te worden, in zoverre zal hij het verkrijgen en er vreugde in vinden.

Indien u zich verder in de kwestie verdiept, zult u zien dat de wereld geschapen werd voor het gebruik door de mens. De waarheid is dat de mens het centrum is van een geweldig evenwicht. Want indien hij naar de wereld wordt toegetrokken en dus verder weg van zijn Schepper, dan wordt hij benadeeld en benadeelt hij de wereld met hem. En als hij zichzelf beheerst en zich verenigt met zijn Schepper, en de wereld slechts gebruikt om hem te helpen bij de dienst aan zijn Schepper, wordt hij verheven en de wereld zelf wordt met hem verheven. Want alle schepselen worden enorm verheven wanneer zij de “Hele Mens” dienen, die bekrachtigd is met de heiligheid van De Gezegende. Het is zoals onze wijzen hebben gezegd in relatie tot het licht dat de Heilige, gezegend is Hij, verborgen heeft voor de rechtvaardigen (Chagiga 12a): “Toen de Heilige, gezegend is Hij, het licht zag dat Hij voor de rechtvaardigen verborgen had, was Hij verheugd, zoals er is gezegd (Spreuken 13:9): “Het licht van de rechtvaardigen verblijdt”. En in relatie tot de “stenen van de plaats” die Jacob nam en om zijn hoofd legde, hebben zij gezegd (Chulin 916): “Rabbi Jitzchak zei, Dit leert ons dat zij [de stenen] zichzelf op één plek verzamelden, elk zeggende: “Laat de rechtvaardige zijn hoofd op mij rusten”. Onze wijzen vestigden onze aandacht op dit principe in Midrasj Kohelet, waar zij hebben gezegd (Kohelet Rabba 7:28): - ‟Zie het werk van G‟d…‟ (Prediker 7:13). Toen de Heilige, gezegend is Hij, Adam schiep, nam Hij hem mee en zorgde ervoor dat hij langs alle bomen van de Tuin van Eden ging. Hij zei tegen hem: “Zie hoe mooi en prijzenswaardig mijn werken zijn, en alles wat Ik geschapen heb, heb Ik ter wille van u geschapen. Neemt u de waarschuwing ter harte opdat u mijn wereld niet beschadigt en vernietigt”.
Kortom: een mens werd niet geschapen voor zijn plaats in deze wereld, maar voor zijn plaats in de Toekomstige Wereld. Zijn plaats in deze wereld is enkel een middel tot zijn plaats in de Toekomstige Wereld, die het uiteindelijke doel is. Dit geldt voor talrijke verklaringen van onze wijzen, alle van gelijke strekking, deze wereld vergelijkend met de plaats en tijd van voorbereiding, en de volgende wereld als de plaats die gereserveerd is voor rust en om dat te nuttigen wat al was bereid. Dit is hun intentie wanneer zij zeggen (Spreuken der Vaderen 4:21): “Deze wereld is gelijk aan een doorgang…”, zoals onze wijzen hebben gezegd (Eruvin 22a): “Vandaag voor hun uitvoering en morgen voor het ontvangen van hun beloning”, “Hij die zichzelf op vrijdag inspant, zal op Sjabbat eten” (Avoda Zara 3a): “Deze wereld is als de oever en de Toekomstige Wereld als de zee.” (Kohelet Rabba 1:36) en vele andere verklaringen van gelijke strekking. 

Waarlijk, geen verstandelijk wezen kan geloven dat het doel van de schepping van de mens betrekking heeft op zijn plaats in deze wereld. Wie is oprecht gelukkig en tevreden in deze wereld? “De dagen van ons leven zijn zeventig jaren en indien buitengewoon krachtig, tachtig jaren, en hun volhardendheid is enkel arbeid en dwaasheid” (Psalm 90:10). Hoeveel verschillende soorten van lijden, en ziektes, en pijnen en lasten! En na dit alles - de dood! Uit duizend mensen kan er zelfs niet één worden gevonden aan wie de wereld een overvloed aan voldoening en ware tevredenheid heeft gebracht. En zelfs zo iemand, hoewel hij de leeftijd van honderd jaar heeft bereikt, sterft en verdwijnt van de wereld. Bovendien, als de mens enkel voor het belang van deze wereld was geschapen, dan zou hij het niet nodig hebben om met een ziel geïnspireerd te zijn, zo kostbaar en verheven als zijnde grootser dan de engelen zelf, vooral zo omdat het geen bevrediging of wat van dien aard ook verkrijgt van alle genoegens van deze wereld. Dit is wat onze wijzen, moge hun nagedachtenis tot zegen zijn, ons leren in de Midrasj (Kohelet Rabba): “En ook de ziel zal niet vervuld worden” (Prediker 6:7). Waar komt dit mee overeen? Met het geval van een stadsbewoner die een prinses trouwde. Indien hij haar alles dat de wereld bezat zou brengen, zou dat niets voor haar betekenen, omdat zij de dochter van de koning is. Evenzo is het met de ziel. Indien het alle vreugde van de wereld gebracht zou worden, zou het als niets zijn voor de ziel, aangezien zij aan de hogere elementen toebehoort.” En dus zeggen onze wijzen (Spreuken der Vaderen 4:29): “Tegen uw wil bent u geschapen en tegen uw wil bent u geboren”. Want de ziel heeft geen enkele liefde voor deze wereld. In tegenstelling: zij veracht haar. De Schepper, gezegend is Zijn Naam, zou zeker nooit iets geschapen hebben met een doel tegengesteld aan zijn natuur en welke hij veracht.
De mens werd geschapen omwille van zijn plaats in de Toekomstige Wereld. Daarvoor werd deze ziel in hem geplaatst. Want het past de ziel om G‟d te dienen; en daardoor kan een mens beloond worden in zijn plaats en in zijn tijd. En in plaats dat de wereld verachtelijk is voor de ziel, wordt het, in tegenstelling, door haar geliefd en gewenst. Dit is vanzelfsprekend. Nadat we dit herkennen, zullen we onmiddellijk de grootsheid, van de verplichting die de voorschriften ons oplegt, en de dierbaarheid van de Dienst aan G‟d die in onze handen ligt, waarderen. Want dit zijn de middelen die ons tot ware perfectie brengen, een staat die zonder hen, onbereikbaar is. Hier kunnen we echter uit opmaken, dat het bereiken van een doel enkel voortkomt uit het duurzaam maken van alle beschikbare middelen die bruikbaar zijn om het te verkrijgen, dat de aard van een resultaat wordt vastgesteld door de doeltreffendheid en wijze van aanwending van de middelen gebruikt voor het succes, en dat de geringste differentiatie in de middelen, zeer merkbaar het resultaat zal beïnvloeden, van het tot stand komen van de voornoemde consolidatie. Dit is vanzelfsprekend.
Het is dus duidelijk, dat we buitengewoon veeleisend moeten zijn met betrekking tot de voorschriften en de dienst aan G‟d, net als degene die goud en parels wegen exact zijn, vanwege de kostbaarheid van deze goederen. Want hun opbrengst bestaat uit ware perfectie en eeuwige rijkdom, en niets is kostbaarder dan dat. 

Wij leiden hiervan dus af dat de essentie van het bestaan van de mens in deze wereld, enkel het vervullen van de voorschriften is, het dienen van G‟d en het opgewassen zijn tegen beproevingen, en dat de genoegens van de wereld enkel het doel zouden moeten dienen om hem te helpen en bij te staan door hem te voorzien van voldoening en geestelijke rust, vereist voor het bevrijden van zijn hart voor de dienst welke aan hem is opgedragen. Het is inderdaad gepast dat al zijn genegenheid naar de Schepper, gezegend is Zijn Naam, gericht is en dat al zijn handelingen, groot of klein, gemotiveerd worden door geen ander doel dan dat van nader tot De Gezegende te komen en door alle barrières (alle aardse elementen en hun begeleidende omstandigheden) te breken, die tussen hem en zijn Bezitter staan, tot hij naar De Gezegende wordt getrokken net zoals ijzer naar een magneet. Alles dat mogelijk een middel is om deze nabijheid te verkrijgen, zou hij naar moeten najagen, vastpakken en niet laten gaan. En alles wat mogelijk kan worden beschouwd als hiervan afhoudend, daar zou hij van moeten vluchten als van een vuur. Zoals is verklaard (Psalm 63:9): “Mijn ziel blijft U trouw. Uw rechterhand geeft mij kracht”. Want een mens komt enkel voor dit doel in de wereld - om deze nabijheid te bereiken door zijn ziel te redden van alles wat belemmert en alles wat ervan afleidt.
Nadat wij de waarheid van dit principe hebben herkend en het ons duidelijk is geworden, moeten we de details in overeenstemming met zijn stadia onderzoeken, van begin tot eind, zoals zij gearrangeerd zijn door Rabbi Pinchas ben Jair in de verklaring waar we al in onze inleiding naar verwezen hebben. Deze stadia zijn: waakzaamheid, ijver, reinheid, afscheiding, zuiverheid, goedertierenheid, nederigheid, vrees voor zonde en heiligheid. En nu met behulp van het heelal, zullen wij hen één voor één toelichten.

Informatie Rabbi Moshe Chaim Luzzatto