Ondoorgrondelijke stilte

Edel Maex

Rahulabhadra’s ‘Hymne aan de Wijsheid voorbij alle wijsheid’ is een overvolle schatkist. Ik pluk er enkele parels uit.

Wees gegroet, ondoorgrondelijke Stilte, 
die door niets wordt gehinderd, 
als de eindeloosheid van het universum. 
Iedereen die Jou waarachtig zo beleeft
raakt daarmee tevens aan de Boeddha’s.

Ondoorgrondelijke stilte. Ik had me al maanden van te voren voorgenomen om over deze tekst te spreken op onze sesshin. Ik heb heb hem talloze keren herlezen en beluisterd. Het is de meest gespeelde track in mijn iTunes bibliotheek. En iedere keer werd ik stil. Er kwamen geen woorden meer, enkel stilte. Ik werd ongerust of ik er wel zou kunnen over spreken. Ik kon niet anders dan wachten tot ik bij de teisho, een beetje naakt, voor de groep zat niet wetend of er wel woorden zouden komen.

Rahulabhadra spreekt Prajnaparamita aan en noemt haar een ondoorgrondelijke stilte, een stilte die door niets wordt gehinderd. We verlangen zo naar stilte. We zoeken haar op, ook in de meditatie.

Zo gaat dat. Je wil mediteren, je wacht tot iedereen het huis uit is, je trekt de stekker van de telefoon uit, je steekt een wierookstokje aan, je gaat op je favoriete kussen zitten … en dan begint je buurman enkele huizen verder het gras te maaien. Of op sesshin, daar zit je dan, eindelijk even teruggetrokken uit de beslommeringen van je dagelijkse bestaan, op een mooie plek, met allemaal fijne mensen, in de stilte van de zendo, de diepe klank van de gong … en blijkt er twee kilometer verder een scoutskamp te zijn, waar ze die ochtend besloten hebben de buurt te vergasten op loeiharde muziek.

Ik heb het in al die jaren dat ik mediteer vaak meegemaakt dat deelnemers aan een sesshin klagen over gebrek aan stilte. Er blijken kinderen te wonen op het domein, er is een drukke weg in de buurt, er is een andere groep in hetzelfde gebouw … Het verstoort onze concentratie. We denken dat we ons met alles wat we in huis hebben op maar één ding moeten richten: alleen maar de adem tellen, alleen maar de koan … Al de rest is verstoring. Idem dito voor het innerlijke geraas. ‘Al die gedachten houden mij weg van die diepe innerlijke stilte in mij waar ik zo graag wil bij komen’, zei mij iemand op een retraite. Maar er zijn twee soorten stilte. Er is de stilte die alle geluiden probeert uit te sluiten. Dan betracht je een diepe concentratie die niet meer door geluiden, van binnen of van buiten gestoord wordt. Zeker, dergelijke intense lang aangehouden concentratie kan tot allerlei intense ervaringen leiden. Als het dat is wat je zoekt.


Rahulabhadra heeft het over een heel andere stilte, een stilte ‘als de eindeloosheid van het universum’. In het universum is er veel plaats, heel veel. Het is een stilte waar àlle geluiden welkom zijn. Een stilte die niets uitsluit. Een stilte waarbij ieder geluid, zoals de componist John Cage het uitdrukte, de stem van de Boeddha is. Niet enkel de geluiden van buiten, alles wat zich aandient.

Kunnen we op ons kussen zitten terwijl die scouts daar de tijd van hun leven hebben, waar ze misschien jaren later nog over spreken, en kunnen we daar zitten in een ondoorgrondelijke stilte die door niets wordt gehinderd, niet omdat we ons van het lawaai kunnen afsluiten maar omdat we het toelaten? Misschien kunnen we zelfs meeresoneren met het genieten. En kunnen we op ons kussen zitten en de maalstroom van gedachten en gevoelens toelaten, ruimte geven? Kunnen we daarin bevrijding vinden?

Wees gegroet. 
Allen die ontwaakt zijn hebben Jou steeds bezongen, 
uit mededogen met wie verlangt naar licht, 
alsof Jij duizend vormen hebt en duizend namen. 
En toch ben Jij in die veelvuldigheid de Ene.

Op een sesshin, niet zo lang geleden, liep ik tijdens een vrij moment met iemand het nabijgelegen bos in om even te praten (en de stilte van de anderen niet te verstoren), toen plotseling een hele dure auto aan een veel te hoge snelheid de bosweg kwam opgereden. We keken elkaar allebei aan met een gevoel van verontwaardiging. Je hebt toch van die mensen die … Toen we van onze korte wandeling terugkwamen zagen we de auto stilstaan bij de ‘grot van Lourdes’ aan de ingang van het klooster, waar we mediteerden. De chauffeur zat bij de grot, in gebed verzonken. We keken elkaar opnieuw aan. Wie zijn wij om te oordelen?

Ik ben daarna vaker zelf op die plaats gaan zitten en er hing, ik weet niet waarom, steeds een niet te miskennen diepe stilte. Tot mijn grote verbazing brandden er ook altijd kaarsjes. Blijkbaar vonden mensen in deze tijd van secularisering nog steeds de weg naar deze plek, enkele kilometer buiten het dorp.

Onder het Mariabeeld stonden de mysterieuze woorden: ‘Que soi era immaculada concepcion’. ‘Ik ben de onbevlekt ontvangene’. Toen begon ik mij af te vragen of het misschien dat was wat mensen daar kwamen zoeken. (Alle absurde discussies over wat een feministische theologe ooit noemde ‘katholieke gynecologie’ ten spijt.) Een ontvankelijkheid die door niets wordt bevlekt, een openheid die door niets wordt bezoedeld, een ondoorgrondelijke stilte die door niets wordt gehinderd, waar je welkom bent met je verlangen en je verdriet, met je hoop en wanhoop. Waar je mag zijn zoals je bent. En, begon ik mij af te vragen, wat geeft ons het recht te denken dat war wij daar doen op ons kussen, superieur zou zijn? Wat een arrogantie te denken dat deze vorm en deze taal de enige juiste zou zijn.

Nee, Prajnaparamita heeft ‘duizend vormen’ en ‘duizend namen’ en ‘toch is zij in die veelvuldigheid de ene’. Als je er gaat op letten, vind je ze overal terug. Niet enkel in tempels en heiligdommen, maar ook in de natuur, in kunst, in muziek en in literatuur, in een gesprek, in een toevallige ontmoeting …

Je vindt het in Kumare’s ‘Blue Light’, Priscilla’s ‘Creacion’, Millet’s ‘Angelus’, Bodhidharma’s ‘weidse ruimte’, Masao Abe’s ‘You are accepted just as you are’, Thich Nhat Hanh’s ‘Mindfulness’, Ton Lathouwers’ ‘Je kunt er niet uitvallen’... Ik merk dat dit besef bij mij alle animo weghaalt uit discussies over verschillen tussen tradities, tussen historische en ahistorische boeddha’s, tussen theïstische en atheïstische tradities. Ik kan er mij niet langer druk in maken. Zeker, er zijn verschillen in huidskleur en haarkleur, maar er is iets belangrijker, een diepe menselijke realiteit die die verschillen overstijgt.

Het maakt nog iets anders zichtbaar. Iemand vertelde mij dat ze helemaal afknapte op de worden ‘Wees gegroet’. De woorden riepen alleen maar pijnlijke herinneringen op aan haar schooltijd in een nonnenklooster waar iedere levensvreugde, lichamelijkheid, ontluikende seksualitiet, creativiteit, genadeloos de kop in gedrukt waren.

‘Corruptio optimi, pessima’, de verloedering van het mooiste is het allerergste. Geen diepere kwetsuur dan gekwetst worden in de diepte van je ziel. Zo sluiten mensen zich af, zo verliezen we voeling met die weidse open ruimte. Van de ‘duizend vormen’ en ‘duizend namen’ zijn er een aantal lelijk verbrand. Mensen laten dan die ene traditie vallen en zoeken hun heil in een andere. Maar ook misbruik is niet eigen aan één traditie. Helaas vind je ook dat overal terug.

Onze praktijk is er een van ons hart en onze geest openen. Ze doet ons die weidse open ruimte zien, ze laat ons de grondeloze stilte ontdekken, maar ze doet ons ook misbruik als misbruik en tragiek als tragiek zien.

Iemand vroeg aan de Dalai Lama waarom hij de Chinezen niet haatte. ‘Ze hebben mij mijn land al afgenomen, moet ik ze nu ook mijn geest laten afnemen?’, was het antwoord. Laten we ons door de tragiek niet de toegang ontzeggen tot die ondoorgrondelijke stilte. In tegendeel, juist met die tragiek en de pijn ervan ben je er helemaal welkom. Zoals bij iemand die, iedere keer als je sorry wil zeggen, antwoordt: 'het hindert niet, je bent welkom, helemaal, zoals je bent'.

En misschien hebben we dan duizend en één vormen en duizend en één namen nodig om de wijsheid voorbij alle wijsheid te bezingen, ‘uit mededogen met wie verlangt naar licht’.

Bron